25 Richtlijnen van de Bouwbiologie
Uitgangspunten voor Bouwbiologische advisering
BINNENKLIMAAT |
|
|
Irriterende en schadelijke stoffen vermijden, en zorgen voor voldoende frisse lucht |
Schadelijke schimmels, gisten, bacteriën, stof en allergenen vermijden |
|
Bouwmaterialen gebruiken met een neutrale of prettige geur |
|
Zorgen voor zo min mogelijk elektromagnetische velden |
|
Voorkeur geven aan vloer- of wandverwarming |
BOUWMATERIALEN EN INRICHTING |
|
Toepassen van natuurlijke materialen zonder schadelijke stoffen en met zo min mogelijk radioactiviteit |
|
Een goede verhouding tussen warmte-isolatie, warmteopslag, oppervlakte- en luchttemperatuur |
|
Materialen toepassen die zorgen voor een goede luchtvochtigheidsbalans |
|
Materialen gebruiken waarbij zo min mogelijk vocht vrijkomt |
|
Goede akoestiek van de ruimte en geluidsisolatie [inclusief infrageluid] |
ONTWERP EN ARCHITECTUUR |
|
|
Aandacht besteden aan harmonieuze verhoudingen en vormen |
Zintuiglijke indrukken bevorderen, zoals zien, horen, ruiken en aanraken |
|
|
Licht en kleuren op een natuurlijke manier toepassen. En verlichting gebruiken die niet knippert |
|
Rekening houden met fysiologische en ergonomische inzichten |
|
Gebruikmaken van regionale bouwbedrijven |
MILIEU, ENERGIE EN WATER |
|
Energieverbruik verminderen en duurzame energiebronnen gebruiken |
|
Tijdens het bouwen en renoveren negatieve gevolgen voor het milieu vermijden |
|
Geen roofbouw op de natuur plegen. Flora en fauna beschermen |
|
Gebruikmaken van regionale bouwbedrijven. Materialen gebruiken met zo min mogelijk milieubelasting |
|
Voor optimale drinkwaterkwaliteit zorgen |
ECO-SOCIALE LEEFOMGEVING |
|
|
Bij de infrastructuur op een goede verdeling letten: korte afstanden tot de werklocatie, openbaar vervoer, scholen en winkels |
|
De leefomgeving menswaardig en milieuvriendelijk inrichten |
|
Zorgen dat er voldoende groene gebieden zijn in dorpen en steden |
|
Regionale economie en zelfvoorziening stimuleren. Regionale dienstverleners en leveranciers gebruiken. |
Bouwgrond kiezen die bij voorkeur niet belast is met verontreinigde stoffen, straling of lawaai. |